assemblage
Het in een werk samenbrengen van driedimensionale, van oudsher niet in de
kunst gebruikte materialen en objets trouvés, oorspronkelijk geïnspireerd op de technieken van de
collage. De wortels van de assemblage liggen in het begin van de twintigste eeuw, toen
Picasso echte voorwerpen ging gebruiken in zijn
kubistische constructies; zo voegde hij bijvoorbeeld een lepeltje toe aan zijn geestige sculptuur Glas absint (1914). Een van de vroegste en beroemdste voorbeelden van een assemblage was het op een kruk gemonteerde fietswiel van duchamp, dat hij als 'readymade' bestempelde. Later baseerden de
dadaïsten en
surrealisten hun werk op het verrassend samenbrengen van ongelijksoortige voorwerpen en beelden. De techniek was bijzonder populair aan het eind van de
jaren vijftig, toen
kunstenaars als arman en dine assemblages maakten, waarbij ze allerlei materialen, met inbegrip van etenswaren en
afval, in hun
schilderijen en
sculpturen opnamen. Dat de assemblagetechniek steeds meer wordt toegepast weerspiegelt de steeds anarchistischer houding die
kunstenaars in deze eeuw tegenover de formele kunstpraktijk aannemen.