Worden
worden (koppelwerkwoord) in de genoemde toestand raken, of de genoemde hoedanigheid krijgenworden (hulpwerkwoord) van de lijdende vorm
worden (onovergankelijk werkwoord; werd, is geworden; wording) gaan kosten
de wording (v) het worden
onbepaalde wijs: worden
verleden tijd: werd
voltooid deelwoord: geworden
tegenwoordige tijd enkelvoud
. ik word
. jij/je/U/gij/ge/hij/zij/het wordt
tegenwoordige tijd meervoud: wij/we/jullie/zij/ze worden
verleden tijd enkelvoud: ik/jij/je/U/gij/ge/hij/zij/het werd
verleden tijd meervoud: wij/we/jullie/zij/ze werden
toekomende tijd enkelvoud
. ik zal worden
. jij/je/U zal, zult worden
. gij/ge zult worden
. hij/zij/het zal worden
toekomende tijd meervoud: wij/we/jullie/zij/ze zullen worden
onvoltooid deelwoord: wordend
voltooid deelwoord: zijn geworden
gebiedende wijs: word, wordt
aanvoegende wijs: worde